Schadevergoeding en vermogensbelasting

Schadevergoeding en vermogensbelasting

Wanneer een letselschadezaak wordt afgesloten, ontvangt de benadeelde vaak in één keer een groot schadebedrag van de wederpartij. Het gevolg hiervan is dat het vermogen van sommige benadeelden in één keer enorm stijgt. Gelet op het feit dat de schadevergoeding deel gaat uitmaken van het eigen vermogen van de benadeelde is een belastingaangifte in box 3 in sommige gevallen noodzakelijk, met als gevolg een vermogensrendementsheffing. Een vrijstelling voor de letselschadevergoeding lijkt voor de hand te liggen, maar het kabinet heeft op 26 september 2019 aangegeven zo’n vrijstelling niet te steunen.1

Box 3-heffing en de letselschadevergoeding
Als je op 1 januari 2020 niet meer dan een bedrag van € 30.846,– aan spaargeld of beleggingen hebt, is het betalen van vermogensrendementsheffing niet nodig. Voor stellen geldt dat tot een bedrag van € 61.692,–. Overschrijdt je vermogen de heffingsvrije grenzen, dan wordt (fictief) rendement verondersteld dat belast wordt. Bij het ontvangen van – relatief gezien – lage schadevergoedingen hoeft dit vaak geen reden tot zorgen te zijn. Zonder nadere maatregelen kan een hoge schadevergoeding wél tot benadeling van het slachtoffer leiden. Wanneer de door de benadeelde te ontvangen som geld leidt tot (meer) vermogensrendementsheffing, kan sprake zijn van belastingschade. Daarnaast kan het belasten van compensatie in box 3 gevolgen hebben voor de hoogte van eventuele toeslagen, zoals zorgtoeslag en huurtoeslag. Voor het recht op toeslagen wordt immers ook gekeken naar het box 3-vermogen.

Aangenomen wordt dat de schadeplichtige behalve de schadevergoeding an sich ook een vergoeding ter dekking van toekomstige belastingheffing moet betalen. Los van het feit dat de huidige vormgeving van box 3 ertoe leidt dat benadeelden die een letselschadevergoeding hebben ontvangen, worden belast alsof een deel van hun vermogen uit beleggingen bestaat, leidt het fiscale component tot onzekerheid en vertraging.

Mogelijke vrijstelling voor de letselschadevergoeding?
De box 3-heffing is de laatste jaren – met name als gevolg van dalende rente op spaartegoeden – steeds meer onderwerp van discussie. Al in 2016 is daarom gesuggereerd om de letselschadevergoeding uit te zonderen van box 3-heffing. In mei 2019 heeft Staatssecretaris van Financiën, Menno Snel, aangegeven onderzoek in te stellen naar een mogelijke fiscale vrijstelling voor letselschadevergoedingen in box 3. De motie werd ondersteund door een aantal betrokken partijen zoals de Vereniging van Letselschade Advocaten (LSA). Een belangrijke stap richting het verbeteren van de positie van benadeelden.

Het kabinet vindt een vrijstelling voor letselschadevergoedingen echter geen goede optie, dat schrijft Snel op 27 september 2019 in een brief aan de Tweede Kamer. Reden hiervoor is dat een vrijstelling in strijd is met het uitgangspunt van box 3 dat vermogen dat op de peildatum tot het bezit behoort, deel uitmaakt van de rendementsgrondslag. Ook schrijft Snel dat niet bepaalbaar is wat onder die vrijstelling zou vallen.

Tot slot
Belasting blijft voorlopig een zeer serieus element dat moet worden meegenomen bij het begroten van de schadevergoeding. De hiervoor beschreven problematiek kan immers zeer grote gevolgen hebben voor de benadeelde. In sommige gevallen kan schadebegroting daarom niet verantwoord plaatsvinden zonder rekening te houden met fiscale gevolgen. Het is vaak niet eenvoudig om belastingschade te begroten. AV&L Advocatuur en Mediation is alert op het belastingcomponent en zal dit bij de schadeberekening betrekken wanneer dit nodig is.

1. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/09/26/brief-aanvullende-reactie-over-letselschadevergoedingen