Niet medisch objectiveerbaar letsel: breder dan Whiplash

Niet medisch objectiveerbaar letsel: breder dan Whiplash

Niet medisch objectiveer letsel wordt meestal geassocieerd met whiplash en whiplashklachten. Er zijn echter ook andere letsels waarbij sprake is van klachten en beperkingen zonder dat daar een aantoonbare medische oorzaak aan ten grondslag ligt. Daarbij kan gedacht worden aan aanhoudende klachten na een hersenschudding, of blijvende (zenuw)pijn na trauma.

Whiplash is veruit het meest voorkomende niet medisch objectiveerbaar letsel waarover wordt geprocedeerd. In de ‘whiplashjurisprudentie’ zijn inmiddels causaliteitsregels ontwikkeld op grond waarvan niet medisch objectiveerbaar letsel aan een ongeval kan worden toegerekend. Uit de whiplashjurisprudentie volgt dat het causaal verband tussen een ongeval en de klachten moet worden aangenomen als het klachtenpatroon van het slachtoffer, gelet op alle omstandigheden van het geval, plausibel is (Hof Arnhem-Leeuwarden 20 februari 2018,ECLI:NL:GHARL:2018:1661). Aan het plausibiliteitscriterium is volgens de huidige rechtspraak voldaan indien:
(a) aannemelijk is dat het ongeval tot dit soort gezondheidsklachten kan hebben geleid;
(b) sprake is van een consistent, consequent en samenhangend klachtenpatroon;
(c) een alternatieve verklaring voor de gezondheidsklachten ontbreekt.

Uiteindelijk is bij niet medisch objectiveerbaar letsel niet de medische, maar de juridische duiding van het feitencomplex beslissend voor het causaal verband.
De vraag is of deze causaliteitsregels ook van toepassing zijn op andere situaties dan whiplash. Volgens Rechtbank Overijsel (ECLI:NL:RBOVE:2016:5157) en Rechtbank Limburg (ECLI:NL:RBOVE:2016:5157), moet deze vraag bevestigend worden beantwoord. Er zijn volgens Rechtbank Limburg geen principiële redenen om de causaliteitsregels die uit de whiplashjurisprudentie voortvloeien te beperken tot enkel whiplashzaken.
In de zaak van rechtbank Overijssel (28 december 2016)  werden de regels uit de whiplashjurisprudentie toegepast op medisch niet-objectiveerbare klachten als gevolg van een elektrocutie-ongeval. De rechter zocht in die zaak aansluiting bij het arrest Zwolsche Algemeene/De Greef. De rechter oordeelde dat er veel gelijkenissen bestaan tussen elektrocutieletsel en whiplashklachten omdat beiden zich voordoen op het terrein van de neuro(psycho)logie en omdat voor beide klachten vaak een objectieve medische onderbouwing ontbreekt. Daarmee achtte de rechter voldoende aanknopingspunten aanwezig om ten aanzien van de causaliteitsvraag aan te sluiten bij de whiplashjurisprudentie.
In een meer recente uitspaak van rechtbank Limburg (6 december 2017) stond de vraag centraal of lage rugklachten – ontstaan na een ongeval –  waarvoor geen medische oorzaak gevonden kon worden, aan het ongeval toegerekend konden worden. Ook in dit geval heeft de rechter de in de whiplashjurisprudentie ontwikkelde causaliteitsregels (Zwolse Algemeene en Hof Arnhem-Leeuwarden 20 februari 2018,ECLI:NL:GHARL:2018:1661) van toepassing geacht op andersoortige medische klachten waarvoor geen objectief-medische oorzaak is aan te wijzen. De rechtbank overweegt als volgt:
“Het is aan [verzoeker] om zijn stellingen over de omvang van de schade en het oorzakelijke verband tussen het ongeval en de schade te bewijzen. In eerdere rechtspraak is uitgemaakt dat ook wanneer een medisch aanwijsbare oorzaak voor de klachten ontbreekt, niettemin sprake kan zijn van klachten die aan een ongeval worden toegeschreven, in de zin dat een condicio sine qua non-verband wordt aangenomen tussen het ongeval en de klachten. Daarvoor is ten minste nodig dat op objectieve wijze kan worden vastgesteld dat de gelaedeerde klachten heeft die reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn. Dit is met name in zaken die betrekking hadden op zogenaamde whiplashklachten vertaald naar de vraag of er sprake is van een plausibel klachtenpatroon. Een patroon van klachten is plausibel als de klachten consistent, consequent en samenhangend zijn. In dergelijke zaken wordt tevens aangenomen dat aan het bewijs van het bestaan van die klachten geen al te hoge eisen mogen worden gesteld, juist omdat bij het voorkomen van whiplashklachten veelal geen concrete medische oorzaken zijn aan te wijzen.
Achmea heeft betwist dat de hierboven besproken rechtspraak toepassing kan vinden, omdat er in dit geval geen sprake is van whiplashklachten. De rechtbank kan Achmea hierin niet volgen. De hiervoor weergegeven redeneringen zijn ontwikkeld in – kortheidshalve – whiplashzaken maar kunnen desondanks evengoed toepassing vinden in zaken waarin andersoortige medische klachten bestaan waarvoor geen objectief-medische oorzaak is aan te wijzen. Er is geen principiële reden om die redeneringen te beperken tot whiplashzaken.
Kortom, niet medisch objectiveerbaar letsel is breder dan Whiplash. Ook andersoortig letsel waarvoor geen aantoonbare medische oorzaak kan worden gevonden, kan naar analogie van de whiplashjurisprudentie in causaal verband worden gebracht met het ongeval als er  is voldaan aan het plausibiliteitscriterium.